Om te kunnen spreken is het belangrijk om de klanken die we daarvoor nodig hebben goed uit te spreken. Als de klanken niet of niet goed uitgesproken worden leidt dit tot een onduidelijke spraak. De spraak hebben we nodig om ons goed te kunnen uiten. Wanneer er sprake is van een articulatie- of spraakstoornis zijn er problemen in het uitspreken van de klanken of het verkeerd uitspreken van de klanken. Van dit laatste is slissen een voorbeeld. Soms slaat een kind de klank consequent over of vervangt het voor een andere klank.

 

Stotteren

Wanneer een kind stottert verloopt de spraakbeweging niet vloeiend; klanken of lettergrepen worden herhaald en/of verlengd. Naast het stotteren kunnen er begeleidende symptomen voorkomen. Deze symptomen kunnen zichtbaar, maar ook niet zichtbaar zijn. Voorbeeld van zichtbare symptomen zijn meebewegingen van het gezicht en/of lichaamsdelen, spanning, verstoring van de adem en transpireren. Bij onzichtbare symptomen kunt u denken aan het vermijden van spreeksituaties, klanken of woorden, angst om te spreken en gebrek aan zelfvertrouwen. Bij de meeste kinderen gaat stotteren vanzelf over, anderen hebben hulp van een logopedist of stottertherapeut nodig.